Afschaffen BPM-teruggave: moeten we dat laten gebeuren?
Article by Michael Bouwens
CEO & Founder bij bouwens&
Vanaf 1 januari 2020 haalt de overheid een streep door de teruggave van BPM voor auto’s die worden gebruikt voor personenvervoer of - meer specifiek - directievervoer. Een ingrijpende maatregel die opmerkelijk genoeg nog op weinig aandacht kan rekenen, in de media en in de markt.
Een snel voorbeeld. Neem een veelgebruikte auto door taxibedrijven en aanbieders van luxe vervoer: de Mercedes Benz E-klasse. Het type 220d kost zo’n 40.000 euro zonder BPM en BTW. Daar komt volgend jaar maar liefst 11.000 euro bij. Een significante kostenstijging die zich onvermijdelijk gaat vertalen in een hogere prijs voor de afnemer van taxivervoer of directievervoer.
Wij zijn al meer dan vijftien jaar actief in het aanbieden van kwalitatief hoogwaardige chauffeursdiensten. Op dit moment zijn wij aan het inventariseren wat het afschaffen van de BPM-teruggave gaat betekenen voor onze tarieven.
In beginsel vind ik niet dat onze klant de rekening moet betalen voor een merkwaardig overheidsbesluit, maar het is wel de vraag hoe wij – en andere aanbieders overigens - met die extra kosten moeten omgaan.
De ratio van het overheidsbesluit is niet zo ingewikkeld, namelijk: het spekken van de staatskas. Dat is op zich legitiem, maar je kunt wel vraagtekens zetten bij het wat rücksichtslose karakter van het besluit. Was er bijvoorbeeld geen ruimte voor een overgangsperiode? Of kan er niet gewerkt worden met een bepaalde staffel, waarbij rekening wordt gehouden met de impact op specifieke partijen?
Het is nog geen 1 januari. De hoogste tijd dus om als aanbieders van personenvervoer de krachten te bundelen en het debat aan te gaan over de wenselijkheid en gevolgen van dit besluit. Wie doet er mee?